Ga naar de inhoud

Bestuurdersaansprakelijkheid in een vereniging

Auteur: Jens Brugman

Menig student staat te springen om een bestuursjaar bij een studievereniging of studentenvereniging te doen. Een bestuursfunctie brengt echter ook verantwoordelijkheden met zich waar niet iedere student bij stil staat. Wat als de penningmeester een greep uit de kas doet, of de vereniging afstevent op een faillissement? Wat zijn de gevolgen als het bestuur de vereniging bindt aan verplichtingen die ze niet kan nakomen, of als de statuten niet worden nageleefd? In dit artikel zal de bestuurdersaansprakelijkheid aan een nader licht worden onderworpen.

 

Externe aansprakelijkheid

Stel dat de vicevoorzitter van een studievereniging het nodig vindt om stickers met het logo van de vereniging aan te schaffen om daarmee meer bekendheid te genereren voor de vereniging. Indien de vicevoorzitter deze stickers bestelt, ontstaat de vraag wie nu gebonden is door de koopovereenkomst met de leverancier van de stickers, oftewel: wie moet er betalen?

De vereniging zelf is een zogenaamde ‘rechtspersoon’ en is partij bij juridische overeenkomsten, dus niet de afzonderlijke bestuurders of leden. Zolang de vereniging haar statuten bij de notaris heeft vastgelegd, betekent dit dat het bestuur niet meer is dan het orgaan dat verantwoordelijk is voor het binden van de vereniging aan overeenkomsten. De vereniging draagt in principe zelf de aansprakelijkheid tegenover anderen. De vicevoorzitter uit het voorbeeld hoeft dus niet zelf te betalen voor de stickers; dat moet de vereniging doen.

In het geval dat de vereniging haar statuten niet bij een notaris heeft vastgelegd, is er sprake van een zogenaamde informele vereniging. De bestuurders van dergelijke verenigingen zijn ‘hoofdelijk aansprakelijk’ voor de handelingen van de vereniging. Dat wil zeggen dat ieder bestuurslid aansprakelijk kan worden gesteld voor het gehele bedrag, indien de vereniging een verplichting niet nakomt. De vicevoorzitter die de stickers heeft gekocht kan in dat geval dus door de leverancier gedwongen worden uit eigen zak te betalen, als de vereniging zelf niet betaalt.

In de praktijk zullen echter vrijwel alle studie- en studentenverenigingen hun statuten bij de notaris vastgelegd hebben. In dat geval zijn de bestuurders in principe niet aansprakelijk voor de gedragingen van de vereniging.

 

Interne aansprakelijkheid

Het kan echter voorkomen dat de vereniging schade lijdt als gevolg van bestuurlijk handelen. Wat bijvoorbeeld als de vicevoorzitter een zeer dure partij stickers aanschaft, terwijl hij weet dat de vereniging de prijs met geen mogelijkheid kan betalen? De vereniging heeft in bepaalde gevallen de mogelijkheid bestuurders intern aansprakelijk te stellen bij de rechter.

Bestuurders van verenigingen kunnen aansprakelijk gesteld worden, indien zij hun bestuurstaak ‘onbehoorlijk uitvoeren’. Een deel van de bestuurstaak is specifiek omschreven in de statuten van de vereniging. Een ander deel van de bestuurstaak blijkt uit het Burgerlijk Wetboek. Zo is het bestuur wettelijk verplicht na ieder boekjaar een financiële balans op te maken. Het bestuur handelt onbehoorlijk, indien het deze wettelijke plicht niet nakomt. Ook algemenere taken die nodig zijn voor een behoorlijke gang van zaken binnen de vereniging worden in het algemeen tot de taak van het bestuur gerekend.

Er is sprake van onbehoorlijk bestuurshandelen als het bestuur bijvoorbeeld in het jaarverslag misleidende gegevens over de financiële positie van de vereniging opneemt, of als de penningmeester een greep uit de kas doet. Ook als de vicevoorzitter veel te dure stickers koopt, terwijl hij weet dat dit de vereniging in financiële problemen brengt, handelt hij onbehoorlijk.

Alle schade die het ‘onbehoorlijk handelen’ de vereniging oplevert, kan op de bestuurders verhaald worden. Indien twee of meer bestuurders verantwoordelijk zijn voor een bepaalde aangelegenheid, wordt aangenomen dat dit een taak voor het bestuur als geheel is en geldt een hoofdelijke aansprakelijkheid; elk bestuurslid is dus wederom voor de gehele schade aansprakelijk. De totale schade hoeft dus niet over de bestuurders verdeeld te worden.

Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat financiële aangelegenheden vaak als collectieve bestuurstaak worden beschouwd en dus niet alleen de penningmeester aansprakelijk gesteld kan worden, indien hij zijn bestuurstaak onbehoorlijk uitvoert. Bovendien wordt van het bestuur van een vereniging over het algemeen een bepaalde mate van deskundigheid verondersteld. Als de vereniging bijvoorbeeld overduidelijk failliet dreigt te gaan, moet het bestuur tijdig faillissement aanvragen. Doet het dit niet, dan kunnen de bestuursleden hiervoor aansprakelijk gesteld worden.

 

Decharge

Na een bestuurstermijn is het gebruikelijk om aan de oud-bestuurders de zogenaamde ‘decharge’ te verlenen. Door middel van de decharge laat de vereniging aan de oud-bestuurders weten dat deze niet langer intern aansprakelijk zijn voor hun bestuurshandelen. Heeft de vicevoorzitter erg dure stickers gekocht, maar heeft de ALV dit door de vingers gezien en decharge verleend, dan kan de vicevoorzitter niet meer aansprakelijk gesteld worden als de vereniging door de dure aankoop alsnog in de problemen komt. De decharge geldt echter alleen voor het handelen dat tijdens de verlening van de decharge bekend was. De feiten moeten blijken uit het jaarverslag of expliciet vermeld zijn tijdens de ALV. Zou de vicevoorzitter voor de ALV hebben verzwegen dat hij door de aankoop van de stickers de vereniging op het randje van een faillissement heeft gebracht, dan is het bestuur nog altijd intern aansprakelijk.

 

Conclusie

We kunnen concluderen dat een bestuursfunctie de nodige verantwoordelijkheid met zich brengt en niet vrijblijvend is. Het is niet ondenkbaar dat door onwetendheid onbehoorlijk gehandeld wordt en de vereniging de bestuursleden de schade laat vergoeden. Wegens de hoofdelijke aansprakelijkheid kan voor aangelegenheden die meerdere bestuursleden aangaan zelfs aansprakelijkstelling van een bestuurslid plaatsvinden, terwijl deze bestuurder niet direct met het onbehoorlijk handelen te maken heeft gehad. Gelukkig is het vrij uitzonderlijk dat bestuurders aansprakelijk worden gesteld. De gang naar de rechter is voor veel verenigingen uit het studentenwezen nogal hoog gegrepen en het is niet altijd gemakkelijk te bewijzen of het bestuur onbehoorlijk heeft gehandeld. Bovenal is het gebruikelijk dat de bestuursleden elkaar controleren en zich op behoorlijke wijze van hun bestuurstaak kwijten zonder in de problemen te geraken. Beginnende bestuurders doen er dus goed aan zich te verdiepen in hun verplichtingen en elkaar goed op de hoogte te houden van hun bestuurshandelingen.