Ga naar de inhoud

Ik mag toch zeker zeggen wat ik wil, of niet?

Het recht op vrijheid van meningsuiting is een van de kernwaarden in onze democratische samenleving. Heeft dit recht ook grenzen? En waar liggen die grenzen dan precies?

In de media is het recht op vrijheid van meningsuiting in toenemende mate onderwerp van discussie. In het bijzonder politici en activisten verdedigen hun, soms omstreden, uitspraken regelmatig met een beroep op de vrijheid van meningsuiting. U herinnert zich mogelijk nog de rechtszaak tegen Geert Wilders naar aanleiding van de ‘minder-minder’-uitspraak. Ondanks dat de PVV-leider vond dat zijn uitspraken vielen onder de vrijheid van meningsuiting, werd hij veroordeeld wegens groepsbelediging. In dit artikel worden de inhoud en grenzen van de vrijheid van meningsuiting besproken.

Vrijheid van meningsuiting als grondrecht

Het recht op vrijheid van meningsuiting is zowel in de grondwet opgenomen als in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). Het EVRM verwoordt het als volgt: ‘Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting’. Echter, het EVRM voegt hier onmiddellijk aan toe dat de vrijheid van meningsuiting wel door de wet mag worden beperkt, mits er aan twee voorwaarden is voldaan.

De eerste voorwaarde is dat een wet die de vrijheid van meningsuiting beperkt een ‘legitiem doel’ moet dienen. Denk hierbij aan belangen als de openbare orde en veiligheid en rechten van anderen. Wanneer u bijvoorbeeld oproept om geweld te gebruiken tegen iemand anders, dan schendt u de rechten van deze persoon. De tweede voorwaarde is dat de beperking van de vrijheid van meningsuiting ‘noodzakelijk moet zijn in een democratische samenleving’. Dit betekent dat er een grote maatschappelijke behoefte moet zijn om de vrijheid van meningsuiting te beperken. In andere woorden: je mag de vrijheid van meningsuiting alleen maar beperken als dit een belangrijk doel dient.

Beperkingen in de wet

Het grondrechtelijke beschermde recht op vrijheid van meningsuiting mag dus, onder omstandigheden, worden beperkt door de wetgever. De wetgever heeft van deze bevoegdheid gebruikgemaakt door bijvoorbeeld in het Wetboek van Strafrecht aanzetting tot haat en groepsbelediging strafbaar te stellen, wanneer dit in het openbaar plaatsvindt.

Heeft een politicus of journalist ‘meer’ vrijheid van meningsuiting?

Vaak wordt gezegd dat politici en journalisten meer vrijheid toekomt dan de gemiddelde burger met betrekking tot de dingen die ze mogen zeggen. Wat is hiervan waar?

Het klopt dat politici net wat meer ruimte hebben om gebruik te maken van de vrijheid van meningsuiting. Zo stelt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) dat de vrijheid van meningsuiting in het politieke debat van zeer groot belang is. Ook heeft de hoogste Nederlandse rechter geoordeeld dat een politicus daadwerkelijk in staat moet zijn om zaken aan de orde te stellen. Dit betekent dat wanneer een politicus een kwetsende uitspraak doet, er minder snel sprake zal zijn van een schending van de vrijheid van meningsuiting, dan wanneer een gemiddelde burger diezelfde uitspraak zou doen. De grens wordt echter bereikt wanneer de uitspraken van politici in strijd komen met de kernwaarden van de democratische rechtsstaat. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer politici uitspraken doen die aanzetten tot haat, geweld, discriminatie of onverdraagzaamheid.

Ook journalisten komen in sommige gevallen meer vrijheid toe dan de gemiddelde burger. Journalisten functioneren namelijk als de publieke waakhonden van de democratische samenleving. Het EHRM stelt wel als voorwaarde dat journalisten zich moeten houden aan ‘de eisen van goede journalistiek’. Ook moeten de uitspraken van journalisten zijn gericht op publieke figuren. Een voorbeeld van een publiek figuur is de burgemeester van een gemeente of lid uit de Tweede Kamer.

Conclusie

Het recht op vrijheid van meningsuiting is een groot goed in onze democratische samenleving. Toch is de vrijheid van meningsuiting niet onbegrensd. Zo mag dit recht door de wetgever worden beperkt als er is voldaan aan een tweetal voorwaarden. Verder geldt dat een politicus in het politieke debat net wat meer ruimte toekomt om gebruik te maken van de vrijheid van meningsuiting dan de gemiddelde burger. Ook journalisten hebben in sommige gevallen meer vrijheid dan de gemiddelde burger.

Auteur: Dario Baltussen