Ga naar de inhoud

Nog snel door rood fietsen, of toch maar niet?

Fietsers worden volgens de wet beschouwd als zwakke verkeersdeelnemers. Daarom krijgen zij bij een ongeval al vrij snel hun schade vergoed. Maar is dit wel altijd het geval, of zijn hier ook uitzonderingen op?

Stel je eens voor. Nietsvermoedend fiets je op een druilerige herfstavond langs het Keizer Karelplein terug naar je studentenhuis. Na een hectische dag vol aansluitende colleges trap je snel door om nog op tijd te zijn voor het avondeten met je huisgenoten. Aangekomen bij een stoplicht, kijk je gauw uit je ooghoeken naar links en rechts besluit je het rode licht te negeren. Je fietst geniepig door en plotseling knalt er een bestelbusje dat net het verkeersplein poogde te verlaten met hoge snelheid tegen je aan. De schade is enorm: een gebroken pols, je splinternieuwe VanMoof fiets is haast niet meer te herkennen en ook van de bumper van het bestelbusje is niks meer over. In de wandelgangen heb je wel eens vernomen dat een fietser bij een ongeluk met een motorrijtuig altijd gelijk heeft. Maar is dat wel zo? Wie is er nou precies aansprakelijk bij een aanrijding met een fietser?

50%-regel

De bestuurder van een motorrijtuig is in principe voor minstens de helft van de schade aansprakelijk in geval van een aanrijding met een fietser (van veertien jaar of ouder). Dit geldt zelfs als de fietser ook het nodige te verwijten is voor het ongeval. Vervolgens moet worden nagegaan of de bestuurder van het motorrijtuig wellicht voor meer dan die 50% aansprakelijk moet worden gesteld. Beslissend is onder andere in hoeverre de fout van de fietser heeft bijgedragen aan de schade. Op het eerste gezicht lijkt deze regel onrechtvaardig. Deze regel ziet zijn rechtvaardiging in het feit dat de fietser en de voetganger een hoger risico lopen op zwaar letsel bij een aanrijding met een motorrijtuig. Wanneer uitsluitend de bestuurder van een motorrijtuig schuldig is aan de aanrijding, dan zal het percentage aansprakelijkheid uiteraard oplopen tot 100%.

Uitzonderingen

Op de 50%-regel gelden ook uitzonderingen. Allereerst is de bestuurder van een motorrijtuig niet aansprakelijk in geval van overmacht. Er is sprake van overmacht zodra de bestuurder van een motorrijtuig geen enkel verwijt kan worden gemaakt. In de praktijk wordt overmacht niet snel aangenomen en zal de bestuurder van het motorrijtuig vaak aansprakelijk zijn. Maar waarom valt bijvoorbeeld het door rood rijden van de fietser niet onder deze uitzondering? Dat een fietser op het Keizer Karelplein door rood rijdt, is een dagelijkse verschijning. De fout van de andere weggebruiker moet echt zó onwaarschijnlijk zijn geweest dat de bestuurder van het motorrijtuig daar geen rekening mee hoefde te houden. Opmerking verdient dat hierbij een zogenoemd bewijsvermoeden geldt. Dit houdt in dat het in dit geval aan de bestuurder van het motorrijtuig is om te bewijzen dat er sprake is van overmacht, en dus niet aan de fietser. Gelukkig is er, naast overmacht, nóg een ‘escape’ voor de bestuurder van een motorrijtuig om aan de aansprakelijkheid te ontkomen. Dit ziet op de eigen schuldregeling, inhoudende dat fouten van de fietser hem kunnen worden toegerekend en daarom in mindering komen op de aansprakelijkheid van de bestuurder van het motorrijtuig. Indien er namelijk sprake is van opzet of roekeloosheid van de fietser, is de bestuurder van een motorrijtuig ook niet aansprakelijk. Voor opzet of roekeloosheid is bewustheid van het gevaar bij het slachtoffer vereist. Wellicht zou een beroep op één van deze uitzonderingen door de bestuurder van het bestelbusje slagen.

Conclusie

In principe is dus de bestuurder van een motorrijtuig voor minstens de helft van de schade aansprakelijk in geval van een aanrijding met een fietser. Slechts in geval van overmacht, opzet of roekeloosheid door de fietser kan de bestuurder van een motorrijtuig zich aan aansprakelijkheid onttrekken. Hoewel je als fietser aanzienlijk door de wet wordt beschermd, is het dus tóch beter om het groene licht af te wachten.

Auteur: Tuana Öztürk